Kerndoelen op de boerderij

Leren doe je onder andere op school en thuis maar ook op de boerderij. Op de boerderij leer je door te beleven. Aan de hand van de kerndoelen van het basisonderwijs, geeft de boerderijwijzer u, als leerkracht, een handvat van activiteiten die tijdens het bezoek op de boerderij kunnen worden gedaan door de leerlingen en wat u aan voorbereidende activiteiten kunt doen in de klas.

De Klasseboeren voldoen aan het kwaliteitssysteem voor boerderijeducatie en de aangeboden leerstof sluit aan bij de kerndoelen van het onderwijs.

De activiteiten op de boerderij per groep van kerndoelen

Beleven (1, 12, 28, 29, 34, 35, 37, 38, 39)

  • Klusjes doen op de boerderij
  • Dieren aaien en voeren
  • Proeven van producten

Activiteit
Boerderijdieren-geluidenspel. Wandplaat maken van boerderij met plaatjes.

Natuur & Techniek (1, 4, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46)

  • Hoe werkt een melkmachine?
  • De lagen in de bodem
  • Machines op de boerderij
  • Voorspel het weer

Activiteit
Je eigen windmolen maken. Lijm maken.

Discussiëren (1, 2, 3, 5, 7, 8, 9, 34, 35, 37, 38, 39)

  • Welk eten komt van de boerderij?
  • Zou je boer willen worden?
  • Wel of niet biologisch eten
  • Wel of geen vlees eten

Activiteit
Zou je boer willen zijn? Vergelijk eieren in de supermarkt.

Samenwerken (34, 35, 37, 38, 39, 45, 54, 55, 58)

  • Help mee de dieren verzorgen
  • Geef dieren een schone stal
  • Samen iets lekkers maken
  • Chips bakken

Activiteit
Hints over de boerderij. Maak samen boerderijstrip.

Woordenschat (1, 2, 12)

  • Welke nieuwe woorden hoor je?
  • Interview de boer(in)
  • Spreekwoorden bedenken met dieren en planten.

Activiteit
Boerderijmemory. Interview met boer voorbereiden. Schrijf over je favoriete boerderijdier.

Cultuur (54, 55, 56)

  • Foto’s van vroeger en nu
  • Oude landkaarten bekijken
  • Werken met oud gereedschap

Activiteit
Memory vroeger en nu. Zoekplaat “vroeger en nu”.

Rekenen & meten (24, 25, 26, 27, 28, 29, 32, 33)

  • Afmeting gebouw
  • Groei per dier per dag
  • Wat verdient een boer? Aantal kg x prijs

Activiteit
Hoeveel melk drink jij per jaar? En hoeveel kg vlees en appels?

Mens & Natuur (33, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46)

  • Seizoenen/ weersinvloeden
  • Hoe groeit gas, mais of andere aanwezige akker- of tuinbouwgewassen

Activiteit
Wat groeit in welk seizoen? Een vetbol maken.

Gezondheid & voeding (1, 2, 3, 4, 34, 35, 40, 58)

  • Wat is een gezonde maaltijd?
  • Proeven, smaken van melk
  • Spel: Ren je fit op de boerderij
  • Pannenkoek bakken

Activiteit
Schijf van vijf benoemen. Verschil cola-melk prijs + calorieën voedingswaarde.

Milieu (39, 42, 43, 44, 45, 46)

  • Kringlopen op de boerderij
  • Kwaliteit van lucht in de stal
  • Brandstof machines en hergebruik van materialen

Activiteit
Afval scheiden. Wat doe je voor een beter milieu?

Overzicht van alle kerndoelen gerelateerd aan boerderij-educatie

Door selectie zijn alleen de kerndoelen genoemd die directe relatie hebben met boerderij-educatie.

Beleven

1. De leerlingen leren informatie te verwerven informatie uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie,mondeling of schriftelijk,gestructureerd weer te geven.
12. De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder “woordenschat”vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.
28. De leerlingen leren schattend tellen en rekenen.
29. De leerlingen leren handig optellen,aftrekken,vermenigvuldigen en delen.
34. De leerlingen leren de zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.
35. De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht,als verkeersdeelnemer en als consument.
37. De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemene aanvaarde waarden en normen.
38. De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.
39. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.

Natuur en Techniek

1. De leerlingen leren informatie te verwerven informatie uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie,mondeling of schriftelijk,gestructureerd weer te geven.
4. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten waaronder schema’s,tabellen en digitale bronnen.
40. De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren te onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
41. De leerlingen leren over de bouw van planten,dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen,zoals licht,geluid,elektriciteit,kracht,magnetisme en temperatuur.
43. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur,neerslag en wind.
44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking,de vorm en het materiaalgebruik.
45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen,deze uit te voeren en te evalueren.
46. De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon leidt tot natuurverschijnselen,zoals seizoenen en dag-/nachtritme.

Discussiëren

1. De leerlingen leren informatie te verwerven informatie uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie,mondeling of schriftelijk,gestructureerd weer te geven.
2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie,het uitbrengen van verslag,het geven van uitleg,het instrueren en bij het discussiëren.
3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.
5. De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies,zoals:informeren,instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.
7. De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten.
8. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief,een verslag,een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw,correcte spelling,een leesbaar handschrift,bladspiegel,evt. beeldende elementen van kleur.
9. De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen,gedichten en informatieve teksten.
34. De leerlingen leren de zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.
35.De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht,als verkeersdeelnemer en als consument.
37. De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemene aanvaarde waarden en normen.
38. De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.
39. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.

Rekenen en meten

24. De leerlingen leren praktische en formele reken-wiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven.
25. De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van reken-wiskundige problemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen.
26. De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen,gehele getallen,kommagetallen,breuken,procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen.
27. De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk geval tot 100snel uit het hoofd uitvoeren,waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn.
28. De leerlingen leren schattend tellen en rekenen.
29. De leerlingen leren handig optellen,aftrekken,vermenigvuldigen en delen.
32. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.
33. De leerlingen meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.

Mens en natuur

33. De leerlingen meten en leren te rekenen met eenheden en maten,zoals bij tijd,geld,lengte,omtrek,oppervlakte,inhoud,gewicht,snelheid en temperatuur.
40. De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren te onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
41. De leerlingen leren over de bouw van planten,dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen,zoals licht,geluid,elektriciteit,kracht,magnetisme en temperatuur.
43. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur,neerslag en wind.
44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking,de vorm en het materiaalgebruik.
45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen,deze uit te voeren en te evalueren
46. De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon leidt tot natuurverschijnselen,zoals seizoenen en dag-/nachtritme.

Gezondheid en voeding

1. De leerlingen leren informatie te verwerven informatie uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie,mondeling of schriftelijk,gestructureerd weer te geven.
2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie,het uitbrengen van verslag,het geven van uitleg,het instrueren en bij het discussiëren.
3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.
4. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten waaronder schema’s,tabellen en digitale bronnen.
34. De leerlingen leren de zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.
35. De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht,als verkeersdeelnemer en als consument.
40. De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren te onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
58. De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen,afspraken maken over het reguleren daarvan,de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.

Milieu

39. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen,zoals licht,geluid,elektriciteit,kracht,magnetisme en temperatuur.
43. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind.
44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking,de vorm en het materiaalgebruik.
45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen,deze uit te voeren en te evalueren.
46. De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon leidt tot natuurverschijnselen, zoals seizoenen en dag-/nachtritme.

Samenwerken

34. De leerlingen leren de zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.
35. De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht,als verkeersdeelnemer en als consument.
37. De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemene aanvaarde waarden en normen.
38. De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.
39. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen,deze uit te voeren en te evalueren
54. De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
58. De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden

Woordenschat

1. De leerlingen leren informatie te verwerven informatie uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.
2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren.
12. De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder “woordenschat” vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

Cultuur

54. De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
56. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.